Triduum (Music for the Passion)
Met het triduüm (letterlijk: drie dagen) worden de dagen voor Pasen bedoeld: Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. Achtereenvolgens herdenkt de kerk dan de eucharistie (door Jezus ingesteld tijdens het laatste avondmaal), het offer van Jezus aan het kruis (waarmee de mensheid verzoend wordt met God) en de stilte rondom het graf van Jezus, die nog niet verrezen is.
Die drie dagen zijn het thema van deze cd. Aan de hand van verschillende motetten doorlopen we de dagen die aan de verrijzenis van Christus voorafgaan. De keuze van de stukken werd nu eens bepaald door de liturgie die bij het triduüm hoort, dan weer door de inhoudelijke ideeën die in werken doorschemeren.
Een mis van George De la Hèle, waarvan we drie delen hebben opgenomen, loopt als een rode draad doorheen de cd. In het oeuvre van de polyfonisten spelen missen een belangrijke rol. Wat de symfonie is in latere periodes, was de mis in de zestiende eeuw. Elke polyfonist heeft er wel enkele op zijn naam staan.
Jammer genoeg zijn van de briljante George De la Hèle maar enkele werken bewaard gebleven. Alleen de muziekstukken die in 1578 bij Plantijn gedrukt werden (acht missen en enkele andere werken) hebben de tand des tijds doorstaan.
De delen van de mis staan op deze cd niet in de gebruikelijke volgorde, omdat ze de thematiek van het triduüm volgen. Het Gloria is een van de belangrijkste delen van de mis en dus onlosmakelijk verbonden met Witte Donderdag, de dag van de eucharistie. Het Agnus Dei, waarin de klemtoon ligt op het offer van Gods zoon, sluit nauw aan bij Goede Vrijdag. Het Sanctus, dat het hemelse bezingt, hoort wat de thematiek betreft dan weer bij Stille Zaterdag en komt dus het laatst aan bod op onze cd.
Witte Donderdag is de dag van de eucharistie. Een eucharistieviering begon vroeger met een besprenkeling van het volk met wijwater. Ondertussen zong men Asperges me (besprenkel mij). We kiezen de zetting van George De la Hèle.
Volgens het evangelie mondt Witte Donderdag uit in de ‘hof van olijven’, waar Jezus tot Zijn Vader bidt. Daarover gaat Alonso Ferrabosco’s In Monte Oliveti. De Profundis, een motet van Jacobus Clemens non Papa, geeft goed de gemoedstoestand weer waarin Jezus zich op dat moment moet hebben bevonden, net voordat hij aan de Romeinen zou worden uitgeleverd. En net zoals Jezus zich tot Zijn Vader richt, richt ook de mens zich tot God om zijn zonden te bekennen. Pater Peccavi (Vader, ik heb gezondigd) focust op de mens die, volgens de Kerk, van zijn zonden gered kan worden. In dit werk laat Cypriano De Rore een madrigaal-stijl horen die al verder weg ligt van de eerder cerebrale motet-stijl van De la Hèle, Ferrabosco en Clemens non Papa.
Kenmerkend voor het triduüm zijn de zogenaamde metten. Tijdens die nachtgebeden wordt er voorgelezen, onder meer uit het Lamentatio (klaaglied). Daarin wordt de ondergang van Jeruzalem beschreven, een symbool voor het zondig zijn van de mens en zijn bekering daaruit. De Lamentationes van Alonso Ferrabosco zetten een deel van het nachtgebed om in muziek. Ook het responsorium Caligaverunt, een vierstemmig pareltje van de door en door Spaanse Luis De Victoria, maakt deel uit van de ‘donkere metten’. Het is een weergave van de verlatenheid van de lijdende Jezus. Daarmee zijn we volledig bij de liturgie van Goede Vrijdag aanbeland.
In de liturgie van Goede Vrijdag staat de uitzichtloze toestand van Jezus centraal, die nu aan het kruis genageld is. De verlatenheid, maar ook Jezus’ vertrouwen worden als twee cruciale elementen in het Passie-verhaal gezien. Die elementen, de verlatenheid en het vertrouwen, vormen de kern van de declamatie Tenebrae factae sunt. Na Jezus’ dood (op de cd horen we nog de wind, die bij de laatste woorden van de declamatie bij toeval opstak) klinkt dan het introïtus uit Frei Manuel Cardoso’s dodenmis. De gewaagde harmonieën verraden dat Cardoso dit werk aan het begin van de zeventiende eeuw schreef. Versa est in Luctum vormt daarna de brug naar de rust van Stille Zaterdag, de dag waarop Jezus bij zijn graf wordt beweend.
Met het Sanctus van George De la Hèle is de inclusio rond. Het Sanctus hoort thuis in de hemelse sferen die ook in het boek Openbaring worden opgeroepen. Tegelijk is het een opening naar Pasen, maar zonder in een uitbundig Alleluja uit te breken.
In de Passie-muziek staat het lijden van Christus centraal. In elke noot schuilt een paradoxale esthetiek, want lijden heeft op zich niets met schoonheid te maken. Toch zit in de oproep van de lijdende mens niet alleen een ethisch appel, maar ook een intense verstilling en introspectie. De Passie-muziek geeft klank aan het lijden van vroeger en nu. Ze houdt de utopische droom levend dat de mens zich ooit zal kunnen losmaken uit de vicieuze cirkel van het lijden.
Arnout Malfliet, artistiek leider